Alles is al gedaan. Pas dan ging er een boekje open.

Ik maakte het bericht drie keer opnieuw. Niet om de perfectie na te streven alvorens het online te gooien, maar omdat ik vond dat mijn handschrift moeilijk leesbaar was, de letters te dicht op mekaar gepakt en te plomp vormgegeven. En toch, van de twee mogelijke schrijfwijzen die mijn smartphone aanbiedt om opgeslagen foto’s te bewerken, voelt de dikste als de meest comfortabele. Die variant heeft iets gezetters en als er een ding is dat letters moeten, dan is het worden gezet. 

De manier waarop, de volgorde waarin ze worden geplaatst, bepaalt welk leven de letters gaan leiden. Wanneer het woord waar ze deel van uitmaken is geschreven, krijgt hun functie vaste vorm, hun ziel bestaansrecht. Hun ziel gaat pas leven eens ze ergens in gebeiteld zijn, al is dat wat te halsstarrig gekeken. Letters leven zelden op zich, het zijn sociale dieren, net als wij. Om dat te onderstrepen, noemt men onleesbare letters ‘hanepoten’, denk ik. 

Dat ook dieren creatief zijn, besefte ik zaterdag nog wanneer mijn kat tevoorschijn schoot en er met de tweederde hamburger vandoor ging die mijn jongste op zijn bord had achtergelaten. Ik zat nog steeds aan tafel omdat na al die jaren mijn maag groter is gebleken dan mijn ogen. De kat had zich verschanst in de kuipstoel waarvan de rug naar mij toe stond. ‘Wanneer hij vier stappen verder aan het aanrecht een nieuwe portie rode kool opschept, is dat verboden vlees van mij.’ Dieren zijn geslepen schepsels. En geslepenheid is een vorm van creativiteit. Zelfs al was het niet exact dat wat door mijn katers hoofd ging en was het louter de geur van vlees en de timing en de snelheid om ermee aan de haal te gaan.

De tekst waarmee ik op sukkel was voor op mijn Instagrampost las ‘Alles is al gedaan, maar nog niet door jou’, een quote van fotografe Lieve Blancquaert. Ik vond hem die dag terug in een van mijn notitieboekjes en zag dat ik hem had genoteerd tijdens een interview met haar op Creative Ville, editie 2014. De conversatie ging uiteraard over creativiteit en hoe zij ernaar keek. Ik was niet de interviewer, maar een van de ettelijke honderden luisteraars. En dat was haar antwoord. Originaliteit nastreven is nobel, maar zelden haalbaar. 

Nochtans was het dat wat mij lang blokkeerde om te schrijven. Het gevoel niet origineel te zijn, geen luikje in mijn hoofd te hebben naar een walhalla waar regenbogen in elkaar kronkelen en uitmonden in een reusachtig Play-Doh machine waar je kan gaan onder staan om vervolgens zelf de mooiste dingen mee te gaan boetseren.

Een tijdje later las ik de woorden van de Nederlandse neurobioloog Dick Swaab —  eveneens in een interview, die consumeer ik met enige regelmaat — ten tijde van het verschijnen van zijn boek, Ons Creatieve Brein: “Niemand maakt iets volledig nieuws. Creativiteit is het maken van nieuwe combinaties uit componenten die er zijn.”

De bewustwording dat creativiteit niet noodzakelijk of toch niet helemaal een magisch gegeven is, nam voor mij een flink stuk angst weg om zelf aan de slag te gaan. Want dingen combineren om er daarna iets van mezelf mee te doen, dat kon ik wel. Plots begreep ik veel beter wat men bedoelde met het gezegde Good artists copy, great artists steal. Iedereen steelt van elkaar, staat op de schouders van wie vooraf ging, van wie dezelfde weg al eerder betrad. Vaak zonder het zelf te beseffen.

Ik zocht er een illustratie bij van twee blote, wandelende voeten. Het pad is misschien al duizend keer betreden, maar wij stappen er voor het eerst op, voet voor voet. Boetseer hierbij zelf gerust een gezegde met voetsporen, als je wil. Net zoals mijn kat komt erop aan de sprong te wagen. Alleen met de timing moet je wat geluk hebben. De hamburger heb ik hem ontfutseld, om hem twee seconden later in een hap in de muil van mijn lady uit de vagebond te zien verdwijnen. Wanneer je iets probeert, hoop je toch dat de poging evenveel betekent als het resultaat.