Kraakpand

in een lichaam werd een huis wakker
knieholte, hartkamer, ribbenkast, sleutelbeen

tabula rasa klonk lijfs devies
dat leden in stelling bracht om verweerde
gewelven met balken te stutten en
ruggewervels in de juiste hellingsgraad
te krikken

alles diende wit gemaakt
als na een overjaarse winterslaap
in een kaploze zwarte jas

het huis lag zo lang
stil

spinnen lieten weefgetouwen achter, hoornaars
vlogen uit verloren spleten, wormen hielden het
via ooglid en okselporie voor bekeken

eens wit ontstrengelde het huis
zich uit bloedbanen en pezen
en zei

ik ben uitgewoond moet lopen, lopen
ik vind wel waarheen