Lang

lang

lang

lang

lang

Ah daar ben je.

Dat treft, want ik was naar je op zoek. Al even. Een tijd.
Niet hard hoor. Ook niet koortsig of laaiend. Eerder als een waakvlam.
Die blijven het langst branden, hebben aan adem genoeg.
Waakvlamwachtend heb ik naar je gezocht. Zo was het.
Zo lang dat zoeken wachten kon worden. Haast
ongemerkt.

Hoe lang, vraag je? Wat is lang? Lang is vier letters, beginnend met de el.
Lengtemaat, eetlepel. Ik heb een eetlepel op je gewacht. Zo is het.
Ik heb een eetlepel op je gewacht. Want die smaken altijd naar meer.
Ik heb zo lang op je gewacht dat het wachten zelf naar meer begon te smaken.
Watertandend wachtend, op waakvlamstand.
Als geen ander weet ik hoe speeksel getrokken uit klieren gevuld met hoop over een tong rolt. Een mond beplakt.

Gaan we?