de rand van een klif
waar de wind het diepe in rolt
op een kluitje als een miniatuurduin
twee grassprieten met een meningsverschil
het ene laat de wind
over zijn rug zijn ding doen
zijn buur houdt de leden stijf
in een van de lage struiken
naast hen blinkt een roodborstje
zijn klankkast op voor een publiek
van duizend gouden golven
in de schaduw van het korthout
klampt de vorst zich vast
aan het weinige donker