op een binnenplein van een museum
rechts, afhankelijk van waar je ziet,
van de Joodse wijk in Praag, niet
zo ver van waar Kafka z’n handen
ervan afgetrokken heeft, legt
een grasmaaier een omwald perkje strak
voor wie
een handvol dorre plekken deed andere
hulp vermoeden, er lijkt sprake van een
misplaatste nood, elk wit bloemkopje moet eraan
geloven
voor wie
rondom kijken wat mensen naar het gegrom
en sippen van een ristretto, waaronder ik,
de meesten helemaal niet
mannen met vreemde petten leggen een kaartje
een groepje overvliegers kraait om een grol
van hun gids, de scharen leggen hun geplaatste
vreugde lam voor ze ons kan bereiken
voor wie