Verjaardagsgedicht 37 met voorafbeschouwing

Dag. Wat u nu leest bestaat uit 2244 tekens. Bovenstaande niet inbegrepen. Dat verklap ik al. Ik heb vals gespeeld door het begin te schrijven toen het einde er al op zat. Ook dat is een leugen – nochtans spreek ik op papier altijd de waarheid.

Ik heb het tegen u, die ik altijd uitdagend vind, omdat je benen eeuwig wijd rechtop staan, gespannen tussen je onbuigzame ronde buik. Omdat er daartussen altijd plaats is voor mij. Zo ben ik wel. Als ik maar in u kan glijden. 

Ik hou ervan hoe u altijd dezelfde bent en altijd verschillend tegelijk. Dat u alleen maar bestaat als ik mij laat horen. Hoe ik alleen maar wat aan u kan prutsen door links of rechts een krulletje toe te voegen.

Juist. Dit ging een verjaardagsgedicht zijn. Iets om waar te maken.

Op dit eigenste moment ben ik zevenendertig. Zogezegd. Écht eigenste, want ik ben op dít moment ter wereld gekomen. Ik kan fout zijn, maar heb toch op dit moment gewacht om te beginnen schrijven, hoewel ik het vreemd vind dat dit deel van mij wordt uitgedrukt in iets dat geen deel van mij is. Een leeftijd is een stempel die niet drukt.
U kan die zevenendertig niet uit mij snijden, niet aantikken, niet mee in gesprek gaan, aan likken. Het liefst zou ik willen dat u er aan kon kietelen. De oncontroleerbare lach heft dingen op zoals geen lik of tik dat kan. 

Wacht even. Ik wil u geen valse hoop geven, want ik veins tegenwoordig vaak een lach wanneer ik gekieteld word. Dat komt omdat mijn zolen wat eeltig geworden zijn. Wat denkt u? Zou eelt op de zolen evenredig zijn aan eelt op de ziel? Voelen we daarom hoe ouder we worden enkel nog gekietel diep tussen onze tenen? Omdat die het meest onaangeroerd blijven, zich het best weten te verstoppen?

Het zijn kleine uu’tjes. Ik denk dat het daarom is. Beentjes die uitmonden in onbuigzaamheid waar we nog onszelf kunnen zijn. Onszelf. 

Waar ik het met u over wil hebben nu we hier aangekomen zijn: een mens krijgt zijn leeftijd op het eigenste moment dat die geleefde tijd voorbij is. Een mens hoort te zijn
wat hij niet meer is, waardoor we nooit
met onszelf samenvallen
we zijn veroordeeld om vluchtig te zijn
net als altijd

ik ben blij dat ik dat met u mag doen
vluchtig zijn 
ergens in kunnen glijden
is ook een beetje samenvallen