Afdruiprek

er hangt voortdurend wat in de lucht, ijl en ongrijpbaar
een stelling die vorm krijgt wanneer het oordeel
zich heeft voltrokken – een rookpluim hier een bunkerbuster daar
een schending van een luchtruim, een prik op een vredesvloot
de blokjes die we goed bedacht overeind hadden gezet vallen
overal en uit patroon

dit was niet de bedoeling
moet ook de onzichtbare hand onderhand menen

we roepen en roepen en roepen stop naar de zichtbare handen
achter het stuur en doe iets, strepen lijnen door straten
op vensters op muren omdat zij er geen in het zand trekken
al hebben we niet voor elke brandhaard evenveel tape of stem
we proberen toch iets bij elkaar te houden
terwijl we zien dat de meeste meesters achter het stuur
nog het meest zijn gaan gelijken op uitgewoonde bewoners
die met waterpistolen de hitte in hun nek te lijf gaan
en zelf als een stel benevelde all-in toeristen naar het afgekalfde
monument van het internationaal recht staan de gapen

ergens ooit moet er toch een eind aan komen
zeggen we de ene dag uit hoop en de andere uit lethargie
dat we opnieuw terug kunnen naar een toekomst bij elkaar
manifesteren, de maakbaarheid van het leven bezingen
en collectief onze beste levens op naadloze lappendekens
aan elkaar breien, terug naar een wereld waar wetten wetten zijn
en rechtspraak weer iets wordt waar alleen mensen met een lange
arm aan kunnen ontsnappen, onze hoofden eindelijk afgekoeld
en we aan de waterkoeler weer kunnen keuvelen
over wie doet het met wie en wat een zotte morgen
en rijmen simpel en zonder zorgen

het zal voor later zijn, misschien
we raken het nog niet eens
over plastic soep