op een dag waar we niet om hadden gevraagd
leerden ze ons kijken van zo en niet anders
veulens twee aan twee een juk om
dat geen kinderhals ooit kon torsen
maar zo was het voorgeschreven
zieners en dienaren allerhande
legden ons lam voor een toekomst
die nooit zou komen
wat met de kwaadheid
het was niet eens hun bril
ze hadden hem ook opgezet
gekregen zelf veulen zijnde
of ernaar gegrepen omdat het de enige manier
bleek om hun weg met kiezels van hoop
te plaveien
nog steeds bieden ze overtuigd de andere
wang aan wanneer het leven hen slaat
wachtend op die uitgestelde morgen
de koningen van noord en zuid weigeren op te staan
de dood blijft opstandingen de grond in boren
het gras aan de overkant raakt niet ingezaaid
wat nu
wat met ons de kinderen
daklozen
en het kader waar geen vulling meer in past