De zoektocht naar een eigen plek begon onderweg, zoals dat meestal gaat. Wie niet op zoek is, is ergens geland en dus niet onderweg.
Om op mijn plaats van bestemming te geraken, moet ik vanuit hartje Leuven de bus nemen naar de dorpskern van Lubbeek. Nummer 3. Ik kan me niet herinneren die lijn ooit genomen te hebben, dus visualiseer ik me het vermoedelijke traject terwijl ik aan de bushalte sta te wachten: langs het station, voorbij de stadsring, de steenweg richting Diest op en dan ergens een afslag rechts.
De display aan de halte geeft aan dat de bus er binnen vier minuten zal zijn. Dat betekent vier minuten van staren naar een holle leegte, lichtjes zenuwachtig, wachtend tot de verlossende sliert metaal zijn opwachting maakt. Iedere reiziger met het openbaar vervoer kent het gevoel. Met de trein is het net zo.
Daar is nummer 3. Het is zo’n lange accordeonbus. Uit gewoonte neem ik achteraan plaats. Dat doe ik altijd wanneer het kan, ook in de bioscoop. Overzicht hebben over de ruimte voor je – en de andere mensen – geeft rust, het gevoel dat je uit de drukte, uit de wind zit.
Ik sla mijn exemplaar van Thunderball open, de eerste keer dat ik James Bond lees. Omdat ik ooit graag een thriller, mystery of spionageverhaal wil schrijven, heb ik me het boek aangeschaft waarop mijn favoriete Bondfilm is gebaseerd. Om te kijken hoe het mechaniekje in mekaar klikt. Ook nu weer, bijna vijftig pagina’s ver, probeer ik me tevergeefs de stem van Sean Connery in te beelden en scènes uit de film te matchen met de letters op het groezelige papier. De spitsvondigheden en de cool blijven uit, Fleming schrijft meer aaneengeknoopt plot dan diepgravend character.
Na een tiental minuten lezen kijk ik nietsvermoedend op. Ik sta oog in oog met de gebouwen waar ik dertig jaar geleden met mijn grootmoeder naar de slager, kruidenier en krantenwinkel ging. Casablanca, Kessel-Lo. Ik herken de vorm nog half, de winkels zijn al lang verdwenen, de gebouwen ondergaan een renovatie. Terzelfdertijd realiseer ik me dat ik dat nummer 3 de nieuwe 16 is: de bus die me als prille tiener op ontelbare zaterdagen naar Leuven voerde – eerst samen met mijn grootmoeder, nadien alleen. Ik weet heel goed wat er nu volgt, maar heb geen tijd meer om me erop voor te bereiden. Dadelijk zal de bus linksaf slaan, en enkele de straat kruisen waar ik flink wat van de beste momenten van mijn kindertijd heb doorgebracht. Een deken van warmte, veiligheid en onschuld dat het leven al lang uiteen heeft gerafeld. Dat doet het altijd, bij iedereen.
Ik kijk de straat in, zie het oude huis van mijn grootouders in de verte, mijn maag zakt weg, het deken ongrijpbaar. Een wirwar aan gedachten gaat door mijn hoofd. Hoeveel van de bewoners toen de tijd al heeft uitgevaagd, vervangen door mensen die hier op dit moment een eigen geschiedenis breien, zonder kennis van al die andere. Hoe klein de straat nu lijkt en hoe groot ze ontegensprekelijk was als kind. Hoe de betonnen boorden die de tuin van mijn grootouders van die van hun buren scheidde als landsgrens fungeerden, ernaast een vreemd buitenland waar men andere gewoontes had en men op zaterdagochtenden geen zachtgekookte eitjes serveerde in een geel stenen dopje. Hoe de moestuin van mijn grootvader eindeloos leek, met in de zomer eerst de aardbeien en daarna de ranken met bonen en hoe het kippenhok een eindpunt vormde, een laatste halte waarachter een hoop struiken dat stukje wereld deed stoppen en het niet in je opkwam wat erachter lag. Het was gewoon zo.
De bus rijdt onverschillig verder, voert zijn taak uit die hij als nummer 3 hoort te volbrengen. Ik probeer Fleming mijn hoofd weer te laten vullen. Een klein half uur later zet het lange stuk metaal me af waar ik moet zijn, tevens de laatste halte van zijn traject. Honderd meter verder ligt het appartement dat ik de volgende dag toegewezen zal krijgen en waar een nieuw hoofdstuk van mijn leven zich binnenkort zal schrijven.
Nummer 3 heeft onwetend verleden, heden en toekomst met elkaar verbonden. Hij rijdt verder, begint opnieuw aan zijn lus. Ik kijk hem na, kan hem niet anders zien dan de 16.