Splijting

een gebied ooit slagboomloos
toegankelijk nu ondoordringbaar
een reispas die overal toegang toe verleent
behalve dit vroeger
aan land vastgeklit stuk grond

grensposten voorheen onbemand
plots omzwachteld door soldaten
voorzien van schild speer en borstplaat

ze doemen op uit afwezige mist
wanneer ik tot op minder dan een kilometer nader
achter mij geen stofwolk
mijn sporen beslaan louter getrappel
uit nederigheid — en toch nog

ik kende kleuren en patroon van je vlag
het wetboek uit het hoofd
alleen zijn tijdens het dobbelen
de spelregels verlegd

we schoten woorden naar elkaar
die enkel uit medeklinkers bestonden
waardoor ze nooit tot zingen konden komen

vind me in het ongeschrevene-onuitgesprokene
zeg ik nog zo veel keer en keer en keer
het vermag niets
ik zie het schip de golven
jij de bodem het anker
tenzij je nu in andere wateren danst

dan trek ik me terug