De laatste tijd komen er weinig nieuwe schrijfsels uit mijn pen. Enkele pogingen tot gedichten, maar nog niets afgerond. Overdenker die ik ben, probeer ik dan te achterhalen hoe dat komt. De enige reden die ik kan bedenken is dat mijn schrijfspieren zich tijdelijk in een permanente flex hebben gezet, terwijl de rest van mijn systeem aftelt naar het verschijnen van mijn debuutroman.
Hij komt terug zal ergens rond 21 februari in de winkels liggen. Een week later volgt de boekvoorstelling. De finale versie van de tekst is vandaag naar de zetter gegaan, de drukker ingepland. Voor de persen effectief aan het rollen gaan, volgt nog een laatste crosscheck, ook door een nieuw paar ogen bij Uitgeverij Vrijdag dat het verhaal nog niet eerder las. En dan is het cabin crew, seatbelts fastened, prepare for landing.
Twee jaar geleden was het stevige turbulentie in de zoektocht naar een uitgever, maar het landingsgestel staat op uitklappen… het verhaal komt veilig aan de grond, dat weet ik. Toch voel ik een ander soort spanning dan bij de andere publicaties die ik schreef. Omdat ik er véél langer aan gewerkt heb en het de eerste keer is dat ik een groot verhaal in de wereld zet dat alleen van mij is.
Tijdens de vlucht zijn alle clichés waar gebleken. Kill your darlings, herstructureren, urenlang staren naar een wit scherm om de dag nadien op twee uur tijd duizend woorden uit je vingers te krijgen, schrappen en schaven en ontvetten. Wanneer ik dacht, nu zijn we er wel ongeveer, haalde ik in een volgende correctiefase toch nog zo’n 15.000 woorden uit het manuscript. Het was een verrijkend proces dat me beslist een beter schrijver gemaakt heeft.
Voor deze roman ben ik echt diep gegaan, heb ik me ingewerkt in het leven van een statisticus die de wereld rondom zichzelf probeert te controleren aan de hand van cijfers. Nog steeds zie ik in getallen verbanden die er daarom niet zijn. Het is een vorm van method acting die nodig bleek om echt in de huid – of eerder het hoofd – te kruipen van een hoofdpersonage zoals dat van Hij komt terug.
Dat in de huid kruipen van is net iets wat ik geweldig leuk vind aan schrijven. Ik denk dat het komt omdat ik altijd moeite had met keuzes maken of te bepalen wat ik later worden wilde. Mensen die op hun achttiende wisten dat ze X zouden worden, ik was er danig jaloers op. Omdat ik het antwoord keer op keer schuldig moest blijven. Er leek zo veel interessant. Nu kan ik dat, op een manier. Als ik voor mijn volgend verhaal beslis om over een piloot te schrijven, dan word ik zelf een beetje piloot. En daarna dokter of advocaat. Zoals Leonardo DiCaprio in Catch Me If You Can.
‘Zou je dat wel doen, schrijver worden?’ zei een therapeut me ooit. ‘Je zit al zo veel in je hoofd.’ Er zit een grond van waarheid in die woorden, maar schrijven is voor mij ook een manier om met mijn lichaam te spreken. Hoofd, handen en hart die samenwerken. All you have to do is sit at the typewriter and bleed, om het met de woorden van Hemingway te zeggen.
Dat bloeden is nu even gestelpt, het is windstil tot mijn boek in de rekken staat en op tafeltjes ligt. Of nog beter, in de handen van de lezer rust.