Achter elke wand schuilt hetzelfde patroon

Oktober 2009, Geary Street in San Francisco.

Ik was op reis doorheen Californië, een reis die vooral langs Highway 1 tussen SF en Los Angeles liep, met uitschieters naar kleppers als de Grand Canyon en Yosemite. Die grote kleppers blijven je altijd bij, maar op een reis zijn het vaak de kleine, spontane, onverwachte dingen die de kleur van je herinnering bepalen. Zo is het ook in het leven, denk ik. 

De grote gebeurtenissen, de ijkpunten, zijn de hoofdkleuren: rood, groen, blauw… en geel als er ook wat zon bij mag. De kleine, spontane, onverwachte momenten zijn alle schakeringen daartussen die voor diepgang zorgen. De grote zijn je springplank, de kleine laten je voelen dat je in de lucht hangt, maken van 2D iets in 3D. En in die vreemde flitsen van synchroniciteit lijkt het alsof je door een regenboog zelf wordt gebliksemd, om de kleurenbeeldspraak door te trekken. Wie dat te troetelberig klinkt: beeld je in dat je geprikt wordt in dat akelige puntje daar achter je elleboog, maar dat het zalig voelt. Zoiets. 

Geary Street is een straat vlakbij Union Square, de plaats waar de jaarlijkse grote kerstboom van San Francisco wordt neergepoot. Die stond er in oktober nog niet, dus was het vooral de culturele vibe opsnuiven, flanerend langs de vele theaters en kunstgalerijen die de buurt rijk is.

Ik herinner me de vele straten niet, ik weet alleen dat de zon scheen, net warm genoeg om in een t-shirt buiten te komen, maar toch met een trui om je middel voor het geval dat. Tegenwoordig zie je dat nauwelijks nog, bedenk ik nu, truien die om middels geknoopt zijn. Ik doe het ook niet meer. De tijden zijn nochtans een stuk onzekerder dan toen ik 26 was, de mensen meer bezig met voor het geval dat. Zo lijkt het toch, zeker vandaag. 

366 Geary Street trok om de een of andere reden mijn aandacht: de Martin Lawrence Gallery, een klein pand met veel wit. Dat weet ik ook nog. Wit is geen kleur, dat komt omdat de kleuren van de kunstwerken voor de diepgang moeten zorgen. Een achtergrond die geen kleur is, kan niet mee je indruk kleuren.

Ik ontdekte er het werk van de Franse kunstenaar/schilder Philippe Bertho, een man die tot mijn grote frustratie nog steeds niet over een eigen website blijkt te beschikken, waardoor ik niet kan linken naar een mooi overzicht van zijn schilderijen. Er bestaat een kans dat Bertho ergens wel een website heeft, verstopt achter een dubbele wand. 

Want dat is wat voor mij Bertho’s werken zo bijzonder maakt: het zijn combinaties van moderne, poppy, soms kitcherige elementen, die met een knipoog en een optische illusie de kijker erop attent maken dat de realiteit afhangt van hoe je ernaar kijkt. En hoe ‘out of the box’ je ook probeert te gaan, je er nooit in slaagt ‘out of the box’ te gaan. Achter de opening in elke wand schuilt opnieuw hetzelfde patroon. 

Het is humor, filosofie en pop door mekaar. 

Bertho’s werken voelen voor mij niet als zalige elleboogprikken, maar als toestemmingen om te voelen wat het is om met je vingers in het stopcontact te gaan, wetende dat de uitkomst positief is. Die ontdekking zal me daarom altijd bijblijven.

Een eindje verder, nummer 405, bevindt zich het Geary Theater. Een bordje gaf aan dat er een nieuw stuk van David Mamet speelde. Een steek-de-draak-met-het-Oval-Office komedie over het politieke klimaat in de VS. Twee kaartjes graag, zal ik hebben gezegd. Dat het stuk November heette en waarover het ging, weet ik enkel nog door het daarnet op te zoeken. 

Zo werkt dat met het geheugen. Je kiest niet welke schakeringen je onthoudt.