Als … dan

Ze zitten allebei aan een rond wit tafeltje tegen het grote glasraam van de koffiebar, een leegstaand tafeltje tussen hen in, hun gescheiden levens benadrukkend. Ze zitten in een conversatie verwikkeld. Er is weinig volk, waardoor ze ondanks de afstand niet luid moeten spreken om hun woorden tot aan de overkant te krijgen. Twee senioren, hij met enkel een koffie, zij met koffie en de krant. Ik parkeer me iets verderop. Plots gaat de stem van de man toch de hoogte in:

‘Wat is dat gelukkig zijn?’ oppert hij.
‘Ja, als ik het zou weten…,’ zegt de vrouw, zonder op te kijken van haar krant.
‘Ik weet het ook niet.’
‘Geluk, het is iets.’ Een berustende stilte volgt.

Wie weet wat dat iets is, steekt nu zijn hand op. Niemand?

Hier gaat ook geen vingertje omhoog, al moet gezegd dat mijn visie op geluk stevig veranderd is de voorbije maanden. Jarenlang leefde ik met het idee dat geluk een bereikbaar goed was, een als … dan, een verlangen bereikbaar via logica. Als ik maar (x) doe, dan bereik ik (y) en daaruit volgt ontegensprekelijk (geluk).
Dat is ook de spiegel die de maatschappij ons elke dag voorhoudt: werk hard genoeg, dan kan je die blitse Tesla kopen en cruise je zo de zorgeloosheid tegemoet – in zo’n auto moet je bovendien nauwelijks zelf nog rijden. Dat beeld moet kloppen, want onze hele mallemolende consumerende samenleving draait erop. Zo hard dat heel wat mensen collectief buiten adem zijn gelopen. Ik was daar een van. En ik trap nog steeds in de val, alleen een heel stuk minder dan vroeger.

Ondertussen is de conversatie tussen de twee senioren overgeschakeld naar een artikel over kinderboeken in de krant. Voor mij vormt een rij wachtenden zich, elk hunkerend naar een kop zwart goud. Ik blader zelf ook door een krant, stuit op een paginagrote advertentie van Audi. Het valt me op hoe gepolijst en vlekkeloos autoreclames altijd zijn, even bewerkt en fake als de modellen op de cover van een modeblad. Als … dan ten voeten uit.

Diezelfde redenering maakte zich ook van me meester in de eerste jaren van het schrijverschap: ‘als ik ooit gepubliceerd word, dan ga ik me gelukkig voelen.’ Ik ben al vier jaar gepubliceerd. En ja, dat moment waarop ik voor het eerst De Walvis in m’n handen had zal altijd speciaal blijven. Ik was ook echt gelukkig, maar terwijl ging ik op zoveel andere vlakken door de zwaarste periode uit m’n leven.

In die periode probeerde ik meer dan ooit dingen in mezelf te fixen. Als … dan, maar nu psychologisch ingevuld in plaats van materieel. En ook nu trap ik nog steeds in diezelfde val, maar opnieuw een heel stuk minder dan vroeger.

Wie van de wachtenden in de rij zoekt in z’n koffietas een momentje van geluk? Wie zoekt troost, verpozing, ontsnapping, ontspanning? In het invullen van een nood, hoe kortstondig ook, zit ook een sprankel geluk, bedenk ik. En na de koffie gaat de dag weer verder.

Deze week zat ik op restaurant en sprak ik met mijn tafelgenoot over bergbeklimmen. Het beklimmen van het filosofische soort. Ik opperde dat het onderweg zijn het belangrijkste was, mijn tafelkompaan bracht in dat je toch ooit de top wilde bereiken. Vanzelfsprekend, maar eens je boven bent, wat dan? Je kan er even staan rondkijken, maar dat is het dan ook. Ooit moet je weer naar beneden. Dan volgt er wel een andere berg. Zoals een voetbalploeg die kampioen speelt even de champagne kan laten knallen, maar enkele weken later toch gewoon weer van nul moet beginnen en op training pasjes naar mekaar moet staan geven.

Wees maar zeker dat er in de levens van al die rijke voetballers ook stuk voor stuk dingen gebeuren die aan de poten van wat mensen aan de buitenkant als geluk zien lopen te knagen. Net zoals de vluchteling die hier aankomt hoopt het beter te hebben hier niet het beloofde land vindt. Zijn omstandigheden kunnen dan wel flink verbeterd zijn, het leven met al zijn ups en downs gaat ook gewoon door. Dat is het punt: geluk is geen totaalplaatje, geen permanente staat van zijn die te bereiken valt.

Wat is het dan wel?

Misschien is het zoals Bart Peeters in 2009 op zijn plaat De hemel in het klad zong: ‘Is geluk niet gewoon een soort van pleister die niet eens zo bijster lang kleeft?’ Misschien is geluk als alles je voor de wind gaat daar ten volle van kunnen genieten, goed beseffend dat je de berg ook eens weer af moet. Misschien is geluk als alles fout lijkt te lopen te midden van het verlies ook je winst kunnen tellen.

De twee senioren hebben terwijl ik de krant zat te lezen de koffiebar verlaten, elk apart. Een kwartier later doe ik hetzelfde. We blijven samen het antwoord op hun vraag schuldig.

Of toch…

Misschien is geluk gewoon kunnen blij zijn dat je leeft, en elke dag opnieuw met een gerust geweten je botten aantrekken en door het aanmodderen ploeteren.