Synchroniciteit. Het blijft een gek, ontastbaar gegeven wanneer het optreedt. Vorige week dook het op in een ronduit stevige vorm.
Op regelmatige basis laat ik een massage doen. Een deugddoende manier om wat vastzit los te maken, dichter bij mijn lijf te komen, de heilzaamheid van aangeraakt te worden. Voor wie vreemd opkijkt van dat laatste statement: ik ken meerdere langdurige singles die om die reden op een tafel gaan liggen. En daar is just niks mis mee. Alle oppoppende mopjes over happy endings mogen bij deze ook van tafel, trouwens.
Woensdagavond was de eerste keer dat ik, om tot diepere ontspanning te komen, in plaats van onzachte Thaise massages voor een shiatsubehandeling koos. De man die ze uitvoert, laat me na afloop weten dat een deel dat in mijn lichaam geblokkeerd zit, volgens de energetische leer waarop shiatsu deels gestoeld is, te maken heeft met de relatie tot mijn moeder. ‘Je bent schrijver, misschien moet je het eens op papier zetten. Puur voor jezelf.’
Hoewel die relatie voor mij helder is in hoe ze is en hoe ze niet is, besluit ik die avond in mijn hoofd alvast aan een brief te beginnen. Terwijl ik mijn trolley volstouw met wat ik nodig heb om de volgende namiddag naar Rotterdam af te reizen, krijgen de contouren van mijn schrijfsel vorm: ik zal wat niet is benoemen, maar me vooral focussen op het positieve. Daarna zet ik de eerste regels in een schriftje bedoeld voor gedichten en verhalen.
Donderdagochtend bericht de politie dat mijn moeder een uur eerder in kritieke toestand naar het ziekenhuis werd gebracht. Hartfalen.
Ik bel met het UZ Leuven. Het enige wat men aan de telefoon kwijt wil, is dat ze nog leeft, op Intensieve Zorgen ligt en dat ik om 13u ter plaatse kan komen voor meer informatie. Ik heb mijn moeder tweeënhalf jaar niet meer gezien of gesproken, maar ik beslis wel meteen om te gaan, en goed bij mezelf te blijven. Te doen wat ik voel. Uit het hoofd, in het lichaam.
Geen idee in welke toestand ik mijn moeder zal aantreffen, stap ik het ziekenhuis binnen. Groene straat. Poort 3. Zone 4. Kamer 11.
Wanneer ik me aanmeld op Intensieve, begeleidt de verpleegster me automatisch naar de kamer. De dokter zou dadelijk langskomen om uitleg te geven. Ik had het liever andersom gewild. Eerst uitleg, weten waar ik aan toe ben, en dan pas binnen gaan.
Ik zie eerst het voeteinde van het bed, dekens, dan pas lichaam en moeder. Duidelijk verzwakt, voorzien van zuurstofbuisjes, een infuus, en nog meer bedrading. Een monitor toont een relatief hoge maar stabiele hartslag in helder groen, doet in grijzig blauw hetzelfde maar dan voor bloeddruk. Haar hoofd naar het raam gedraaid, naar wolken waarin voor het eerst sinds lang hoognodige regen verpakt zit.
Ze hoort me de kamer betreden, draait het hoofd. ‘Ah.’ Enigszins verrast door mijn aanwezigheid volgen de woorden waarmee ze me als tiener al begroette. ‘Dag jong.’ Ik stap verder de kamer in, zie in een openstaande houder een diepe blauwe vuilniszak met een kapot geknipte beha, op het tafeltje ernaast een dunne stuk gesneden trui. Tekenen van hoe totaal anders dit moment, deze dag, de komende, zich hadden kunnen ontvouwen. Maar ze leeft, alles wijst op stabiliteit.
Terwijl ik tegen de muur achter het bedeinde genageld sta, evenveel oog heb voor de felgroene lijn op de monitor als voor haar, vertelt ze hoe het is gebeurd, ‘s ochtends op haar werk in het woonzorgcentrum, hoe ze al enkele dagen last had van een pijnlijke borst, daags voordien nog met een collega over het laten nemen van een ECG gesproken had.
Ik heb beslist om mijn gevoel te volgen. Ik stap naar haar linkerzijde, de niet bedrade, naast de monitor, neem haar linkerhand vast met het mijne. Met mijn ogen gefixeerd op het ritmisch flikkerende groene getal dat het meest essentiële teken van leven uitdrukt, spreek ik uit hoe moeilijk het is om hier te zijn, dat het goed is dat ze er nog is, in een stabiele toestand verkeert.
Dat wordt even later door de jonge arts bevestigd.
‘Ze heeft heel veel geluk gehad,’ vertelt hij op dezelfde toon als waarmee hij zegt dat er een reanimatie is gebeurd en een verstopt bloedvat schoongemaakt. Met de handen stevig om de stalen rondingen van de hoge bedrand, gebogen over zijn patiënt. Inspecterend, monotoon, weinig doorleefd. Misschien omdat hij dergelijke conversaties meermaals per dag voert, het leven op deze afdeling even vaak afgestaan als herwonnen wordt.
Ik nagel me weer aan de muur, mijn moeder stelt vragen over mijn Europareis, het uitje naar Polen, hoe mijn zonen het stellen. Van een levensdraad die bijna was doorgeknipt naar draden die worden aangeknoopt: een surreëel tafereel.
De korte toegestane bezoektijd is voorbij. Ik druip door de groene straat in omgekeerde richting, licht mijn broer, vader, tantes in, keer daarna beduusd naar huis. De rest van de dag wordt een waas, de grauwe lucht houdt nog steeds zijn regen in.
De volgende dag, opnieuw op de bus naar het ziekenhuis, mijn hoofd wat helderder, schrijf ik verder aan mijn brief. Ik stuit op een herinnering, een ontwikkeling van waarde. Iets waar ik al jaren, waarschijnlijk twee decennia, niet meer bij heb stilgestaan. En waarvan ik meteen beslis, dit ga ik met haar delen. Als ik het gezegd krijg.
Met het einde van de korte bezoektijd in zicht, doe ik dat. ‘Mama,’ zeg ik, hark al het vocht bijeen dat mijn keel nog niet heeft drooggelegd. ‘Er is iets waar ik je voor wil bedanken. Wanneer ik stilstond bij de positieve dingen die je in mijn leven hebt gebracht, viel het me ineens te binnen dat je vroeger, toen ik een jaar of tien, elf was, eenvoudige rijmpjes schreef, wat ik leuk vond en overnam en waarin je me bekrachtigde. Ik heb het zo nog nooit bekeken, maar op die manier heb jij mee een zaadje geplant voor de schrijver die ik nu ben.’
‘Dat is mooi. Bedankt dat je het zegt,’ zegt ze.
Wat later, in het centrum van Leuven op weg naar de huisarts voor een attest voor het werk, mijn kop die zichzelf probeert te herkalibreren, loop ik langs een etalage met daarin een kunstwerk in pasteltinten van oranje, geel en wit. Ik houd halt, kijk naar de titel en de duidende tekst die ervoor ligt. De kunstenares heeft het ‘Synchroniciteit’ gedoopt.