we kijken samen omhoog
de nacht in, hij heeft zich over ons
getooid zoals altijd, de wereld dicht
het zijn wij die er mededogen in leggen
en andere dingen
onze woorden ontknopen zich
tot stomme sprookjes
boven ons licht een steelpannetje
uit vergaan leven
de grote beer of nee de kleine zwijgen we
met volmaakte en aangetaste verwondering
we weten het geen van beiden
wat maakt het
mijn blik dwaalt af, onvindbaar
hij ziet het, nooitgedachtland
ik merk het in zijn ogen, een weerkaatsing
de tweede ster rechts
we kijken samen omhoog
de pracht in, en ik weet
we blijven voor altijd klein