“Dit is het leven waar we van gedroomd hebben sinds we 17 waren. We hebben alles wat we nodig hebben. Onze kinderen groeien hier op. Dit is onze thuis. Als ze me weg willen, zullen ze me moeten wegdragen.”
Deze woorden kunnen zo uit de mond van eender welke moeder komen die verknocht is aan de plaats waar ze woont. En dat doen ze ook. Alleen komen ze uit de mond van de vrouw met een van de meest bijzondere achtertuinen uit de moderne geschiedenis: het concentratiekamp van Auschwitz. Dat staat letterlijk vlak achter haar met bloemen, een moestuin en een serre opgeleukt grasperk. Een vuistdikke betonnen muur is het enige dat haar mooie leventje, en dat van haar gezin, van de gruwel scheidt. En oh ja, ze hebben ook een zwembad. Met douche.
Wat voor een film heeft regisseur Jonathan Glazer gemaakt. Het adjectief in de vorige zin ontbreekt bewust, want The Zone of Interest beschrijven met ‘fantastisch’, ‘beklijvend’, ‘spraakmakend’ zou dit meesterwerk oneer aandoen. De adjectieven kloppen stuk voor stuk, daar niet van, maar hoe beschrijf je een film die maar eens om de zoveel decennia voorbijkomt? Dit is zonder meer de beste prent over de Tweede Wereldoorlog sinds Der Untergang twintig jaar geleden, maar oh zo anders.
De zogenaamd ‘echte’ oorlog komt niet eens in beeld. Hier geen vallende bommen, ratelende geweren, bloedvergieten, special effects of zinderende soundtrack. Die heeft deze film namelijk niet. Mede door het bewust ontbreken van muziek en de setting toont deze film de banaliteit van het kwade in zijn meest rauwe vorm, zonder dat je ook maar één Jood ziet sterven. Waar in elke doordeweekse blockbuster componisten symfonisch de spanning opdrijven, hoor je hier de hele film door op de achtergrond veelal slechts één ding: verstoring. Van vreemde tonen, of het vaakst, van het geluid van de onmenselijkheden die zich achter de tuinmuur voltrekken. ’s Nachts slaapt mama Hedwig er vrolijk door. Wat een sterke vrouw is ze toch.
Over Joden en andere untermenschen wordt veelal gesproken in cijfers of met een woord als ‘lading’. Klinisch, operatief. De scène waarin de ontwerpers van een nieuwe verbrandingsoven hun installatie komen aanprijzen aan de man des huizes – kampcommandant Rudolf Höss – is daarin veelzeggend. Het is ook een van de eerste keren dat je in de film je ingewanden voelt ineenkrimpen. Dat doen ze nog wanneer je de zonen uit het gezin ziet spelen met restanten van tanden wanneer ze de slaap niet kunnen vatten of wanneer Hedwig met haar op visite zijnde mutti door de tuin stapt en keuvelt over de staat van de rozen en de groentjes. Wat heeft ze er op die korte tijd toch een pracht van gemaakt! Niet alleen een sterke vrouw, een ware koningin ook.
Hoe de psyche van Höss, Hedwig en hun zonen verneukt is geraakt zonder dat ze het zelf beseffen, blijkt uit enkele korte maar zo veelzeggende fragmenten uit het tweede deel van de film, die slechts 105 gebalde minuten nodig heeft om alles te onderstrepen wat over de gruwel van WOII gezegd kan worden.
Ik kende Glazer tot dusver enkel van diens Under The Skin, maar The Zone of Interest kan onmogelijk anders dan bovenaan ’s mans oeuvre te prijken. Hier is de mensheid letterlijk het hoekje om. Een essentiële film. En een tijdige ook, want de halve wereld trekt dit jaar en masse naar de stembus.
Blijven we wegkijken van de sluimerende onverdraagzaamheid? Van de opmars van extreemrechts en van een presidentskandidaat die eigenlijk in de gevangenis thuishoort? Van hoe we in Gaza en elders een nieuwe generatie getraumatiseerde kinderen (en mogelijks toekomstige daders, jammer genoeg) aan het kweken zijn? Helpen we bewindvoerders in het zadel die daar nooit of te nimmer thuishoren? Ik hoop dat zelfs de man achter mij die gesjellig een emmertje popcorn had gekocht daar het enige juiste antwoord op weet.