Drie woorden

Wanneer de kinderen er zijn, vliegt Peter Pan nog bijna elke avond naar Nooitgedachtland. Tot voor kort was het bedtijdritueel tussen mezelf en mijn jongste zoon daarmee zo goed als rond, als je er nog enkele minuten bij telt waarin hij wil dat ik over zijn rug of zijn kruin wrijf. Vroeger moesten er ook woorden of sommen op die rug worden gevormd, tegenwoordig wordt er een andere wens uitgesproken: of ik een verhaal kan vertellen.

Omtrent dat verhaal geldt één regel: het moet volledig verzonnen zijn en er moeten drie woorden in voorkomen die mijn zoon uitkiest. Soms reikt zijn inventiviteit ver, soms zijn de woorden snel geplukt uit de gebeurtenissen uit zijn dag, vaak is het een combinatie van de twee. ‘School – mol – basketbal’ bijvoorbeeld.

Eens hij de woorden uitgesproken heeft, verwacht hij dat ik onmiddellijk van start ga. Waag ik het toch om enkele seconden na te denken, dan volgt er vanuit het schemerdonker al snel een ongeduldige ‘Allez.’

Het is een goede oefening in al improviserend en associërend een verhaal verzinnen. Soms leg ik meteen een link tussen de elementen, meestal komen ze al pratende tot stand. Af en toe slaag ik erin om ergens onderweg een spanningsboog te creëren of een van de drie woorden zo lang mogelijk achter de hand te houden en er dan met een verrassende wending naartoe te gaan. Voor mezelf vind ik dat fijn, het stilt de innerlijke criticus die ik al schrijvende maar zelden het zwijgen krijg opgelegd.

Zoonlief deert het hoegenaamd niet welke verteltechnieken er al dan niet worden toegepast. Of een vondst origineel is, een personage gewoon genoemd naar een vriendje uit de klas. Het enige wat voor hem telt, is mijn stem, mijn aanwezigheid, de veiligheid die ik bied.

Ons driewoordenaddendum aan het slaapritueel is enkele weken geleden ontstaan toen hij de slaap niet kon vatten en snikkend de woonkamer binnenkwam met de vraag, ‘Papa, de ruimte is oneindig, en wij zijn hier maar tachtig jaar. Hoe kan dat?’

Gisteren volgde de verzuchting dat hij het moe is elke avond tegen de loden gedachten over het mysterie van het leven te moeten opboksen. Zachte aanwezigheid in het hier en nu, tot hij de slaap vat, is de enige manier die ik vind om hem te helpen naar dromenland te reizen – verweven met verhaalstof die zich uit draadjes gesponnen uit drie woorden ontvouwt.

Het is geen sterrenstof van Tinkerbel, maar voor hem komt het aardig in de buurt.