Dynamietpraat

Tijdens een avond die uitspon in de nacht keek ik de nieuwe Netflix-blockbuster A House of Dynamite. Die film begint met een kernwapen dat vanuit Aziatische wateren de lucht in gaat en dat uiteindelijk ergens in de Verenigde Staten zal neerkomen. Helemaal zeker weten we dat niet: het wapen wordt nooit getoond, de inslag evenmin. We weten alleen dat alle pogingen om het monster uit de lucht te halen falen. Knap opgevoerde spanning, zeker in het eerste uur van de film, die zich ontrafelt als een multifocaal verhaal: we beleven dezelfde gebeurtenis telkens vanuit het gezichtspunt van een ander hoofdpersonage. 

Met deze what-if film wilde regisseur Kathryn Bigelow (The Hurt Locker) een beeld schetsen van hoe er maar ergens iets fout moet gaan om een nucleaire apocalyps te ontketenen die de hele planeet in de as legt.

Of niet?

Een van de sterkste punten van de film vond ik de rol van Idris Elba als president van Amerika, die van een banaal bezoekje in een sportarena om een balletje te gooien met een celebrity wordt weggehaald en te horen krijgt dat hij moet beslissen wat er nu gebeurt. Het kernwapen zal inslaan, hij krijgt een koffertje in handen met codes tot het nucleaire arsenaal en een ringmap waarin mogelijke doelwitten gerangschikt staan volgens grootorde: van minuscule tot extreme vergelding. Banaliteit ten top. 

Niets doen is geen optie, verzekeren meteen enkele stemmen rondom hem, want dat is een teken van zwakte, de vijand – waarvan niemand weet wie die precies is – moet een signaal krijgen dat er niet met de VS te sollen valt. En de rest van de wereld met hem. Ook al betekent dit potentieel dat er binnen de kortste keren een regen van atoombommen op de planeet zal vallen. 

Maar is niets doen echt geen optie? 

De film deed meteen een belletje rinkelen naar een ander aspect van het politieke toneel. Of het schabouwelijke theater dat het vaak is: wanneer een tegenstander uitdaagt, moeten we dan meteen terugslaan en wel met dezelfde grootorde, of met dezelfde tactiek? In mijn hoofd: met dezelfde polariserende taal?

Ik erger me alle kleuren tussen blauw en de rest van het kleurenspectrum aan het taalgebruik van Trump, Vance en de zijnen en ik zie met lede ogen aan hoe ook hun politieke tegenstanders steeds meer dezelfde woordelijke wapens gebruiken. Omdat het werkt, omdat mensen in een hyper gestresseerde samenleving hier nu eenmaal mee engagen, omdat ze van hetzelfde laken een broek willen geven. 

Maar wie van hetzelfde laken een broek geeft, dreigt in hetzelfde bedje ziek te worden. 

Kijk maar:

Je ziet het ook een beetje in de taal die Zohran Mamdani, de pas verkozen burgemeester van New York en de middelste man op de foto, gebruikt. Ook zijn campagnetaal was vaak sterk gekleurd door eenvoudige, simpele slogans. Ook hij hanteert populistische ‘wij vs. zij’ redeneringen, maar dan vanaf de andere kant van het spectrum dan de bewoners van het Witte Huis. Omdat het werkt, omdat rustige vastheid als zwak en grijzig en intellect als pedant en betweterig wordt gezien. (Hallo Nederland, waar je vaak las: GroenLinks had echt goeie ideeën en Timmermans bezat veruit het meeste staatsmanschap, maar hij hoe hij ze uitdroeg pakte onvoldoende verf.)

Uiteraard, campagnetaal moet emotioneel appelleren om impact te maken – tijdens een speech moet je het volk begeesteren, een billboard laat geen ruimte voor doordachte redevoeringen, etc. – en neen, het hierboven getoonde voorbeeld van Ocasio-Cortez komt niet in de buurt van de schabouwelijk prietpraat die de POTUS op zijn Truth Social verkondigt. Maar het put wel uit dezelfde bron. En je geeft al dan niet onbewust de boodschap aan je achterban: hé, deze manier van praten kan wel door de beugel.

Als Mamdani echt een nieuw geluid wil zijn op de politieke en democratische linkerflank, hoop ik dat hij en de zijnen nu de campagne voorbij is uit hun map met gedragscodes de fiche zullen trekken van bedachtzaamheid en respect. Om eerst de rust te herstellen en van daaruit te bouwen. Ook wanneer de tegenstander met modder naar je gooit en Zijne Oranjeheid met het idee speelt kernproeven van onder het stof te halen.

En niet kiezen voor mee(r) olie op het vuur te gooien in een al verhitte maatschappij. Ook al is de verleiding groot.

Ondertussen schuif ik bij Netflix aan voor het derde seizoen van The Diplomat, minder sterk dan House of Cards maar desalniettemin een leuke reeks gevuld met politieke intriges. Want ook ik wil bij tijd en stond mijn brood en spelen.