de eerste bladeren splinteren neerwaarts
het oppervlak van het maaswater mistig
van het verdampende zomerbruisen
elk blad nog groen
er rest een speelsheid in hun vallen
in de manier waarop ze kronkelen over de grond
geen spoor van aanjagen in de lucht
en toch heeft een van beiden beslist
— stam of stengel —
dat de tijd rijp was
voor overgave aan de wind
wat zou het mooist zijn
hoe het was vergaan
de stengel, die de vlucht vooruit neemt
een loskomen, of de stam, een ontkoppelen
met het oog op de kaalslag die wacht