IJsjesgewijs

Bij de start van het Internationaal Poëziefestival in Rotterdam daags na mijn verjaardag, ontmoette ik een dame van middelbare leeftijd die actief was in het Slam Poetry circuit, waarvoor er op het festival ook een track was voorzien. Ik bleef niet voor het festival – slecht gepland van mezelf, ik moest die avond alweer huiswaarts – dat grotendeels plaatsvond in de bioscoop waar ik me op dat moment bevond. In de foyer liepen ervaren verswonders, aspirant-poëten en lezers door mekaar.

De vrouw vroeg of ik ook gedichten schreef. ‘Als je maar geen concurrent bent, want dan stopt onze conversatie hier,’ voegde ze er met een Hollandse bravoure en joligheid aan toe.
‘Ik treed vrijwel nooit op,’ stelde ik haar gerust.
‘Goed, dan kunnen we verder,’ lachte ze.

Onze conversatie zweefde van favoriete dichters en schrijvers en wat me in Rotterdam bracht over interessante persoonlijkheden om te landen bij het eigen persoonlijkheidstype. Ik blijf de test van 16 Personalities een aanrader vinden. Goeie vragen, inzichtelijke duiding bij de resultaten, toegepast op verschillende levensdomeinen.

‘Voor je het verklapt,’ zei ze, ‘wil ik een poging wagen. Ik doe namelijk aan pseudo-psychologie op basis van mensen hun eetgewoontes.’ Dat ik als INFP uit de test kom, hield ik daarom nog even achter de hand.
‘Wat is je favoriete ijsjessmaak?’
‘Pistache,’ gaf ik meteen aan. ‘Op basis van echte noten, niet de felgroene fake variant.’

Bollen pistache die eruit zien als de kopjes van lichtgevende aliens laat ik liever links liggen. Smurfenijs idem. Blauw is geen normale voedingskleur en van de meeste kleurstofbrol blijf ik weg. Mij zal je zelfs bij een helse zomerdag van 43 graden op een Grieks eiland of onderweg naar een bedevaartsoord nooit op het slurpen van een slushie betrappen. Eerder uit een principe waar ik enkel en alleen mezelf aan houd: als mijn kinderen eens zin hebben in het blauwe goedje, krijgen ze het.

‘Dus. Wat zegt dat over mij?’
‘Dat je specifiek bent in je wensen, niet al te mainstream… en een lichte hang hebt naar decadentie.’

‘Hmm,’ zei ik. ‘Daar zit wel wat waarheid in. Al moet ik dat decadente tegenspreken, hoewel ik af en toe wat extra op tafel durf te leggen voor een gastronomisch diner. En heel af en toe een kledingstuk. Als ik er echt op val.’
De vrouw moest erom lachen. ‘Het is psychologie van de koude grond, maar ik ga er graag op los. Ik vind mezelf best een goede amateurtherapeut.’
‘Best geestig van die ijsjes,’ dacht ik. ‘Die moet ik onthouden.’

Alsof ze mijn gedachten over geesten kon lezen, voegde ze eraan toe dat ook waarzeggers er goed in zijn. ‘Ze gebruiken met opzet een bepaald soort taal, waarbij ze de dingen zo stellen dat iedereen zich er wel een beetje in kan herkennen.’

Om te kijken wat er bij m’n volgers op Instagram uit de bus kwam, vroeg ik hen naar hun favoriete ijsjessmaak. Een iemand zwoer bij smurfenijs. Met spikkels. Ik heb haar niet ontvolgd, dus wat ik zei over mijn principe klopt. Het geldt alleen voor mezelf. De vriend die voor de lol ‘orang-oetan’ antwoordde, heb ik evenwel aangeraden het beest toch te scheren vooraleer hij ‘m door de ijsmachine draait.