Er is een periode in je leven waarin je de ene na de andere mijlpaal in de grond poot alsof het niks is. De aarde onder je voeten is nog lekker mals. Je hoeft gewoon met een paaltje aan komen zetten en het leem slikt het als Hollebolle Gijs papier in de Efteling: gaarne en met ontzettend veel goesting. “Mijlpaal hier!” en hop, weer eentje afgecheckt.
Tussen je 18e en je 25e – ik rek het bewust wat uit voor Erasmus- en andere luierende studenten – zijn het er nogal wat: het einde van de middelbare school en de poort naar zelfstandigheid die echt open gaat, het inleveren van je thesis, het behalen van je diploma, je eerste echte job, je eerste echte serieuze relatie, de eerste keer echt alleen wonen.
Mijlpalen maken de dingen nogal wat echter, geleidelijk aan wordt het leem harder van ze aan te stampen. Meer houvast, minder flexibiliteit. Maar zoals Frank Sinatra al wist, You can’t have one without the other.
Alvorens volledig in melancholisch gezwijm te vervallen – naar het einde volgt een tweede poging – terug naar de essentie: de mijlpalen.
Sommige herinneringen eraan dreigen geruisloos voorbij te sluipen tot het toeval aan je mouw komt trekken. Tip: wanneer het over het jubileum van het boek gaat waar je je thesis over geschreven hebt, kan je het toeval een handje helpen door de auteur van dat boek op Instagram te volgen.
Zo ontdekte ik dat het deze maand exact twintig jaar geleden is dat Michael Chabons The Amazing Adventures of Kalavier & Clay voor het eerst verscheen.
Het boek werd me tijdens mijn studies Germaanse Talen aanbevolen door een docente Engelse Taalbeheersing wiens naam ik nu vergeten ben. Over haar weet ik enkel nog dat ze vaak zwart droeg, stijfjes vasthield aan de formalistische structuur van een zakelijke tekst waardoor ik mij van mijn sterielste kant moest laten zien om punten te sprokkelen en dat een van mijn studiegenoten met initialen R.K. (je weet nooit wie hier meeleest) haar niet bepaald onknap vond.
Van de vorige zin zou ze het ongetwijfeld danig op de heupen hebben gekregen, maar als ze ondertussen van Gary Provost’s adagio Don’t just write words, write music gehoord heeft, dan kan ik alleen maar hopen dat er 17 jaar na datum toch enige dansbaarheid in dat zwartomfloerste bekken is geslopen.
R.K. zal er weinig aan hebben, want via Facebook weet ik dat hij voor een ander stel heupen gekozen heeft en dat er daar ondertussen ook kinderen uit zijn voortgekomen.
De titel doet het al vermoeden, Kavalier & Clay is geen alledaagse roman. Het boek volgt namelijk het leven van twee jongemannen met een droom: de Amerikaanse cultuur een nieuwe, populaire superheld schenken. En laat superhero comics, en strips tout court, nu niet bepaald het meest literair gefêteerde gegeven zijn. Chabon zelf werd in schrijverskringen haast verguisd omwille van zijn onderwerpkeuze.
En ik merk het zelf ook: heel wat mensen vinden het wel knap dat ik strips schrijf, maar wanneer ik zeg dat ik daarnaast ook aan een poëziebundel en een roman werk, voel je dat de validatie (niet zelden onder de vorm van een ‘oh amai’) van je creatief werk toch vooral door die laatste vormen komt.
In 2001, een goed jaar na de publicatie, hadden criticasters al gedaan met lachen. Chabon won met zijn vuistdikke turf de Pulitzer Prize, een effectief amazing gegeven als je bedenkt dat mensen met capes en speciale gaven pas enkele jaren aan hun steile opmars door Hollywood en de internationale pop culture zouden beginnen.
Ook voor mij was Kavalier & Clay een godsgeschenk. Toen de voornoemde docente me het boek halverwege mijn Tweede Kandidatuur tipte – we moesten een spreekbeurt geven over een van onze passies en ik koos comics – deed ik er aanvankelijk niets mee. Maar dan werd het tijd om mijn thesisonderwerp te kiezen. Ik vond niet meteen een begeesterend onderwerp tussen de lijst die op de valven uithing. Klein beetje paniek, maar een eigen voorstel indienen kon ook. Toevallig had mijn (ondertussen) professor (emeritus) Amerikaanse Letterkunde rond die tijd beslist om het specialisatievak van Amerikaanse Literatuur tijdens de Licenties in te vullen met de bespreking van de 10 meest recente Pulitzerwinners. Waaronder dus Kavalier & Clay.
Mijn voorstel om te analyseren hoe Chabon feit en fictie met elkaar verweef – het leven van Sam Clay en Joe Kavalier vertoont grote gelijkenissen met dat van Supermanbedenkers Jerry Siegel en Joe Shuster – en tegelijk de culturele impact van het stripverhaal vanaf de jaren ’30 te schetsen werd aanvaard. Een thesis met comics als rode draad? When you can have the one, who needs the other?
Het duurde niet lang voor ik hetzelfde gehoon over me heen kreeg dat Chabon ook had moeten aanhoren. De professor Poëzie- en Verhaalanalyse probeerde mij en mijn medeschrijver na een puike paper over De Modderen Man (een dichtbundel van Karel van de Woestijne) te overhalen om onze thesis bij hem te gaan doen. Bij het vernemen dat we respectievelijk iets over moppen in de volkskunde en strips in de Amerikaanse cultuur zouden doen, bliksemde hij ons van onze stoel met de uitspraak, “Hoe is het mogelijk dat mensen die zo goed poëzie kunnen analyseren zo’n dwaze thesisonderwerpen kiezen?”
Ik denk even vaak aan zijn woorden terug als, veronderstel ik, R.K. aan de zwartomfloerste heupen: betrekkelijk weinig maar met een beheerst lachje waarin weemoed nooit ver weg is. Zoals beloofd, ziedaar de melancholie.
Sinds het indienen van mijn thesis heb ik niets meer van Chabon gelezen, tot ik enkele weken geleden in zijn meest recente roman, Moonglow, begon. Alsof het twintigjarige bestaan van het boek nog voor ik ervan wist mij terug tot de auteur riep. Misschien zat het toeval er helemaal voor niets tussen. Vanaf de eerste pagina’s werd ik meteen weer verliefd op de zwierige manier van vertellen, de tongue-in-cheek hoogdravendheid, het onderbreken van een dialoog met anderhalve pagina uitweiding om vervolgens de conversatie verder te zetten alsof er niets gebeurd is.
En omdat Chabon nog steeds een auteur blijkt die graag zijn immense vocabularium etaleert, zit ik nu, net als toen, met een woordenboek naast me om ongekende Engelse termen voor me te verklaren. Woorden als bluster, covetous, acuity. Een half leven geleden, als Germanist in wording, deed ik het met een Van Dale naast me, vandaag met Google Translate op de smartphone. Blijvend capteren wat de woorden allemaal betekenen lukt iets minder goed dan toen. Ik weiger vooralsnog te geloven dat het komt doordat de jaren mijn geest minder flexibel hebben gemaakt, maar omdat ik meer aan en in mijn hoofd heb.
Ik ga naar mijn boekenkast en neem Kavalier & Clay bij de rug op de plank waar het exemplaar al een decennium amazing staat te wezen. Ik klap het open en lach, zonder aan heupen te denken. In de zee van trivialiteiten en alledaagsheden zie ik de mijlpalen plots wat beter staan.