binnen twintig tellen zullen we
en daarna nooit meer
tik tak tikken de hakjes onder je
schoenen op de kleine kasseien
ik weet op dat moment nog niet van hun bestaan
– het straatbeeld vooralsnog van alledag –
ontwaar in de verte enkel een schim
onder een transparante paraplu
de regen dooft elk geluid
met ruis van zichzelf
onze benen zetten ver om in dichterbij
knieën slaan de moeite over
scheren dertien seconden weg
en zetten sluipen om in een draf
zoals dat altijd gaat
mijn doelloze staar fixeert zich
plots op het onverwachte
jouw blik op mij
nog vier seconden
jij was eerst
jij was eerst
ik wijk verstomd af naar de muts onder je regenscherm
dubbele bescherming
twee seconden
je bent zo iemand die in een omhelzing de armen
die je omwieken extra aansnoert
zo zo ben je
en dan nog je poffige jas
je kijkt vooruit naar wat achter mij ligt
en duikt dan terug mijn ogen in
een seconde
ik moet volgen
je kaarsrechte rug verraadt dat je tango danst
en zoë heet
het kader om je mond glimt
nul seconden
je lange haren golven zonder wind
onze linkerschouders schaven onbereikbaar langs elkaar
min acht seconden
je passeert een sushirestaurant dat volgende week pas open gaat
op een ander moment was het vast lekker geweest
ontdaan van bescherming en keurslijven
gewoon wij
gelukkig
ben ik je nu al vergeten
voor hetzelfde geld had je
helemaal geen hakjes aan