Rasterwerk

De hond beleeft een onrustige namiddag, wisselt om de haverklap tussen zichzelf neervlijen aan mijn benen en krabbelen aan het schuifraam om buiten te mogen. Vannacht sprong ze voor het allereerst op mijn bed en besloot zich een tweetal uur in mijn schoot te nestelen, wat me al die tijd wat uit mijn slaap hield. Nooit goed geweest in lepeltje lepeltje liggen, ik, zeker niet wanneer ik de lepel ben die steun geeft. Ik val het best in slaap op mij zij, gezicht naar de buitenzijde van het bed, zonder massa die goedbedoeld aan me kleeft. Ik heb ruimte voor me nodig, ook met de ogen dicht.

Nadat ik het schuifraam voor de tigste keer geopend heb, plaats ik voor de derde keer vandaag een kruisje op het raster aan mijn prikbord in de keuken. ‘20×500’ staat erboven, met in de linkerhoek de naam van de maand. November. Daaronder twintig vakjes, waarvan er me nu nog veertien blanco aanstaren.

Het raster is een ingeving van eerder deze maand: elke keer dat ik 500 woorden voor mijn nieuwe roman heb geschreven, mag er een fikse X bij. Zo moeten er deze maand twintig vakjes vol. Het is een manier om mijn uitstelgedrag en imposter syndrome te bestieren, al is dat laatste een vlieger die voor dit boek niet zou mogen opgaan.

Het blijft me verbazen hoe gevestigde waarden er ook last van hebben. Dit weekend zat ik in de Leuvense bib voor twee voorstellingen van Boektopia on Tour. In de eerste vertelden Lize Spit, Julie Cafmeyer en Lara Taveirne over hun kersverse boeken, en hoe ze elk een zetje, een soort van permissie, nodig hadden om vooruit te komen. In de tweede vertelde de Amerikaanse stripmaker Craig Thompson over hoe het maken de laatste jaren alsmaar meer als een klus was beginnen voelen en de nood om opnieuw het pure creatieve plezier te vinden.

We worstelen allemaal met dezelfde vijanden.

‘Elk boek is een proces op zich’ zal elke schrijver beamen, en dat geldt ook in deze. Sommige stukken krijgen verbazingwekkend snel vorm, voor een bepaalde laag van het verhaal gaat het tergend en tergend traag. Omwille van de structuur van het boek, kon ik bij Hij komt terug wanneer ik ergens vastliep makkelijk naar een andere tijdzone teruggrijpen en daar wat meters maken. Voor dit boek wil ik in een rechte lijn van A naar B. Ik hou mezelf voor dat het niets met koppigheid te maken heeft.

Alleen de hond is koppig. Ze krabt opnieuw aan het schuifraam, ik vind niet wat ze aan de andere kant ervan verloren heeft.

Iedere keer dat ik tijdens het schrijven vastloop is koren op de molen voor de voornoemde vijanden, de heer U. Itstelgedrag en mevrouw I. Mposter Syndrome. Vandaar het raster. Zeker omdat ik ondertussen zo ver ben dat ik het einde, het turning point ernaartoe, beet heb. Ik wil vooruit naar de finish line, aan de hand van tussensprintjes van 500 woorden.

Dat een van de drie dames tijdens de Boektopiavoorstelling in haar betoog geheel toevallig de titel van mijn boek in de mond nam, deed me dit weekend alvast wat harder trappen. Permission granted. Voor december komt er nog een raster bij. Over 20.000 nieuwe woorden moeten we bij de meet zijn.

PS: Deze column telt een snuif meer dan 500 woorden. Daar krijg ik geen extra kruisje voor. Maar de avond is nog jong. Als de wind meezit, komt er straks een vierde bij.

PPS: Toch eerst even met de hond wandelen. Misschien dat ze dan rust vindt. Dat lepeltje lepeltje was goed voor een keer.