Sluipverkering

niemandsuur in de nacht
van de weinige wagens op de weg
weet je niet of ze schoorvoetend
huiswaarts keren dan wel de dag
op gang trekken, wat hen wacht

onder het dekbed zoek je
de hand die er nog niet ligt
slaat je vingers om haar pols
streelt een muis
haakt tien stengels in elkaar

’s ochtends knikt de barista
een melkschuimen hartje in je kop
aan het raam ontvouwen de schaduwen
van voorbijgangers op je schoot
door je vingers een tinteling