Stuk

het gebeurt altijd ergens onderweg
maar het gebeurt
het gebeurt
en cours de route
al koersend door een dal slenterend
het valt uit je

zonder klang of klingel
en dan dan is het kwijt
verloren

je blijft achter met een amorf gat in je buik
voor niemand noch jezelf zichtbaar
en toch passen er handen in
een hele wereld
ontvreemd uit je eigen lijf
bij klaarlichte nacht

nergens maakt men melding van een vondst
een plotse verschijning een aankomst
het water walst ontvankelijk tegen de kades
maar de havens staan leeg
de herbergiers aan de grond genageld
alle lijmers van chinese vazen en alle helers met hen

een voor een trachten ze de schade op te meten
vullingen worden aangerukt
geen enkel schutsel past
iedereen kijkt maar niemand ziet


je ligt naakt vervelt
tot braakliggende grond
het is niet meer
jij bent niet meer
omdat het nergens

je ademt –