Twee duiveltjes

Eind juni mocht ik meedingen naar een plaatsje in de writers room van een nieuwe Vlaamse fictiereeks.

De opdracht die ik van het productiehuis ontving en waarmee alle kandidaten de komende weken tegenover elkaar zullen worden afgewogen, bestond uit het schrijven van drie scènes tussen een gegeven begin- en eindpunt. Locaties en personages waren min of meer vrij te kiezen (op basis van de bible van de reeks), alles moest passen binnen de thematiek van de reeks, de dialogen zag de opdrachtgever het liefst spitsvondig en voorzien van een vleugje humor waar mogelijk.

Ik kreeg een week de tijd. Dat was ruim voldoende voor twee bekende duiveltjes om op m’n schouders plaats te nemen.

Ouwe getrouwe nummer één: procrastinatie, in de volksmond ook gekend als uitstelgedrag. Ik ben er altijd al een kei in geweest, ben het type dat een deadline nodig heeft om vaart te maken. Een deadline betekent dat er iemand iets van mij verwacht, en die verwachtingen wil de brave koorknaap in mezelf wat graag inlossen. Anders bank achteruit en nooit of te nimmer nog een kus van de juf.

Ouwe getrouwe nummer twee: faalangst. Geen idee of daar een moeilijk woord voor is, zoals voor duiveltje één. Gedachten zijn er wel. Legio. (Da’s wel een beetje een moeilijk woord. Lego met ergens nog een i tussen). Het gaat nooit lukken – je gaat er nooit bij zijn – je hebt geen ervaring in het schrijven voor televisie – laat het vallen, zo’n televisiereeks da’s niks voor jou – wat kan je nu verzinnen dat de makers goed genoeg gaan vinden – je kent die personages toch helemaal niet – … –  als elke gedachte een blokje was, had ik zo een burcht gebouwd.  

In de aanloop naar de deadline zorgden beide duiveltjes ervoor dat ik weinig ondernam. Geen impasse, maar toch. Ik zou wachten tot er me iets te binnen schoot, gebeurde dat niet, of kwam er iets dringend tussen, dan kon ik de showrunner altijd mailen met een ‘sorry, ik doe toch niet mee, maar bedankt voor de kans’.

Dag dan maar?

Uiteindelijk ontvouwden de dingen zich volgens het gekende patroon: een dag voor de deadline begon ik er zo verveeld mee te zitten dat ik toch achter mijn laptop kroop en alvast drie scène-ideetjes neerpende, om dan op deadline day de scènes uit te werken en alles enkele uren voor de bel klonk in te zenden.

Het is alsof mijn systeem ergens weet wanneer in actie te schieten, intern berekent vanaf wanneer het écht moet gaan gebeuren en dan via schuren en knagen en spanning aangeeft wanneer ik uit de startblokken moet schieten. Wanneer het écht moet, kan mijn hoofd minder tijd spenderen aan storende gedachten, moet het zich focussen op wat echt telt. Anders komt die kus van de juf er niet.

Goed zo?

De test heeft me geleerd dat ik me wel snel kan inwerken in andermans personages en hun stem eigen maken. De test heeft me ook geleerd dat het waarschijnlijk toch in mij zit, een reeks te schrijven. Al dan niet voor televisie. Ik droom er al lange tijd van om een reeks te schrijven voor de Amerikaanse markt waar ik mee opgroeide: de plannen zijn er, het vinden van tekenaars loopt stroef en het geloof dat ik het kon ontbrak.

Ik ben geen vooruit denkende schrijver, ik ontdek en boetseer al doende, weet de bestemming ongeveer liggen, maar de route ernaartoe krijg ik vooraf ontzettend moeilijk uitgedokterd. De vrees om ergens aan te beginnen en dan na enkele nummers niet meer te weten waar naartoe – en of het lezers wel zou kunnen blijven boeien; hallo duiveltje twee – bleef altijd aanwezig. Zelfs wanneer bekende schrijvers me de voorbije jaren toevertrouwden dat ook zij lang niet altijd weten waar het binnen X aantal afleveringen naartoe zal gaan.

Een roman of een graphic novel is in die zin veilig: je laat ze pas los op het publiek wanneer ze afgewerkt zijn, de laatste pagina geschreven.

Of ik een plaats in de writers room beet heb, weet ik pas later deze maand. Maar het maken van de test heeft me sowieso iets opgeleverd: vertrouwen. Ik kan het type schrijver dat ik ben moeilijk veranderen, en de twee duiveltjes zullen er altijd zijn. Maar nu zit er ook een engeltje bij dat fijntjes zegt, ‘laat maar komen, die reeks.’