we liepen elkaar niet onszelf achterna
lijven als natte kleren na een fontein
voetsporen tussen bladgroen
twijgjes een baai van ooit
volmaking tussen warm zand
en schuimende kopjes water
we kleefden aan elkaar
zonder aanraking
waren nog niet verankerd
storm of schipbreuk lagen achter de horizon
ons geweten stond blank
de overkant was van aquarel tegen zonlicht
de avond zou nooit aanbreken
de dauw voorgoed vermist in de knop
van een uitgestelde morgen