Vrijdag – Het Rode Oor 2023

Jaarlijks organiseren deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde de erotische kortverhalenwedstrijd Het Rode Oor, telkens met een nieuwe insteek. In 2022 werd mijn inzending Een verdwijnen gepubliceerd in De Literaire Adventskalender van Pelckmans en dit jaar wilde ik graag een nieuwe gooi naar tijdelijke erotische roem doen. Het mooie aan Het Rode Oor: seks mag, maar hoeft niet. Dat geeft veel ruimte voor sfeerschepping en eigen invulling. De opdracht dit jaar was om een verhaal van 800 woorden te schrijven over een uit een lijst gekozen of zelf verzonnen zoekertje. Ik deed het laatste. En dat werd Vrijdag. Je leest zelf in de titel wat je wil…

Vrijdag

Zoekertje: Bink! Jij stond gisteren op het perron in short met op je linkerkuit een gekleurde tattoo van Winnie de Poeh, zwarte Hogan sneakers, een zwarte leren jack en een rode tas van Freitag om je linkerschouder. Tweemaal links, tweemaal rood en zwart, ruwe vertedering in een oogopslag. Kom me halen. 0479/88.94.63.

***

Ik stapte uit de trein. Zag haar. Zij was het. Krollebol met wipneus, donkerblauwe jurk met witte vogeltjes zoals men ze tekent in de lucht: zwierig, als brede v-tjes.
Ze hing een papiertje aan de verlichtingspaal naast de fietsenstalling en verdween in de aangemeerde menigte die haar weg zocht naar avondrituelen allerhande. Het papiertje was geplastificeerd en met ductape vastgekleefd om zeker te overleven totdat het zijn bestemmeling had bereikt.
Dat was buiten mij gerekend.
Ik scheurde het plastificaat van de paal en liet me opslokken door de stoet stationverlaters. Ik wist wat me te doen stond. Bink had to become my middle name. Ik, een dunne lende van 76 kilogram doordeweeks uitgedost in maatpakken omdat de job bij de grootbank erom vroeg.

Ik wachtte tot de volgende ochtend om haar te sturen. 7u30, realistisch voor een treinreiziger.
‘Met Bink’, sms’te ik. ‘Heb je zoekertje gevonden. Waar zien we elkaar?’
De duur van een tandenpoetsbeurt later pingde mijn smartphone.
Ze stuurde haar adres gevolgd door ‘Ben je naast Bink ook knuffelbeer?’ en een knipoogsmiley.
‘Op oneven dagen wel,’ antwoordde ik. ‘Daarom stel ik voor dat we elkaar vrijdag zien.’
’20u’ Het vraagteken liet ze achterwege, ze was te nemen of te laten.
‘Deal.’

Google Maps gaf aan dat we slechts 17 minuten wandelafstand van elkaar woonden. Ik had drie dagen om mijn metamorfose rond te krijgen. Tussen de Rice Krispies door belde ik mijn broer, twintig kilo meer mesomorf dan ik. Hij had een jack zoals ik er een nodig had. Ik kon hem na het werk ophalen. Daarna bestelde ik online zwarte Hogans voor 359 euro die binnen 48 uur zouden worden geleverd en googelde een lijst met tattoo shops in de stad. De vierde wilde me er na wat aandringen diezelfde avond nog bijnemen. Bij aankomst op m’n bureau printte ik een Poeh met hand in honingpot en belde een lederwarenzaak in het centrum van de stad. De Freitag die ik nodig had was voorradig. Ik liet hem voor de zekerheid opzij leggen tot tijdens m’n middagpauze.

Dopamine, endorfine, geen idee welk hormoon me pijn deed besparen, maar ik voelde de prikken van de tattoonaald nauwelijks. Ik kreeg een zalfje mee en de instructie om vijf weken met m’n beer uit de zon te blijven. Eén avond zou het verschil niet maken, dacht ik. Weer thuis hield ik de Freitag tegen de Poeh op m’n been. Het rood van beide was nagenoeg identiek. So far so good.

En dan, dan was het vrijdag. Na het werk kookte ik spaghetti puur omwille van de rode saus. Soms moest je synchroniciteit zelf creëren. Ik hulde me voor de eerste keer deze lente in een short, zocht een bijpassend t-shirt, trok de zwarte jack van m’n broer aan, haalde de Hogans uit de doos, schoof m’n voeten erin en knoopte de veters dicht. Het extra wapen dat ik bij aan het lijstje had toegevoegd ging in de tas. Ze kwam er bolletjes van te staan. Het wapen was een gok, een ingeving van het moment. Hit or miss. Maar zo werkte dit spel altijd.

Ik kwam aan bij haar woning, een smal rijhuisje met vier trapjes om bij de deur te geraken. Ik belde aan, trok de gesp van de Freitag goed om m’n schouder. Voetstappen. Het speeksel verdween uit mijn mond, ik slikte alleen droog naar binnen. In afwachting van haar vocht, zei m’n kop. Ik krabde de gedachte weg.
Gestommel aan de andere kant van de deur, alsof er nog een schuifslot of twee uit een klepje moest. Dan, een opening. En daar stonden we, oog in oog. Zij in een okergele blouse en jeans met gekunstelde gaten in de knieën, ik zoals verzocht. Ik plaatste mijn linkerbeen met Poeh en Hogansneaker op de tweede van de vier treden, draaide de honingpot wat naar haar toe. 
Ze scande me. Haar blik schreeuwde ‘what the fock’ en ‘oh my god’ tegelijk.
‘Ik ben Bink niet,’ opende ik.
‘Je meent het.’
‘Maar ik heb wel m’n best gedaan.’
‘Redelijk.’ Opnieuw dat te nemen of te laten. Ik wilde enkel het eerste. Ik stapte de treden op, nam haar bij de armen en plakte mijn lippen op de hare. Ze smaakten naar niets anders dan naar meer. Ze duwde me achteruit, ik probeerde m’n evenwicht te bewaren door faliekant met mijn armen te zwaaien waardoor de bolle Freitag op de grond viel. Het ding maakte een zachte landing. We keken er beiden naar.
‘Wat zit er in die tas?’
Ik haalde het wapen boven. Een knuffelbeer met tussen z’n handen en voeten met ductape een felblauwe dolfijndildo gekneveld.
Ze moest hardop lachen.
‘Misschien ben je toch wel het proberen waard,’ zei ze en griste me nemenswaardig bij m’n leren jack de trappen op.
Zo gleed ik die avond bij haar naar binnen.