Het aantal jongeren dat een talenrichting volgt, daalt. Blijkt niet alleen dat er
op tien jaar tijd bijna 40% minder studenten voor talen kiezen, docenten moeten
panikerende ouders ook nog eens geruststellen dat zoon- en dochterlief later nog steeds
op hun pootjes zullen terechtkomen als ze voor een richting met veel geblaat en weinig
STEM kiezen. Je weet wel, bijna elke andere studiekeuze waar geen taal aan te pas
komt. Maar er is hoop. Want geen STEM leidt onze jeugd nog niet rechtstreeks naar de
guillotine.
En dat moet zo blijven.
Dat er pakweg de laatste vijftien jaar veel meer nadruk is gelegd op technische en
wetenschappelijke richtingen is goed en nodig. Dat tekort moe(s)t zoveel als mogelijk
worden weggewerkt, voor allerhande redenen. Maar taal stiefmoederlijk behandelen is
van het goede… veel te veel.
Trop. Too much. Demasiado. Ay mi corazón.
Ik hoor het je al denken, ‘Hier is iemand bevooroordeeld aan het woord. Een schrijver.
Natuurlijk zegt die dat.’ Die vlieger gaat deels op. Ik hou van taal; taal is altijd tegelijk een
houvast en een speeltuin geweest. Dat dit niet voor iedereen geldt, is logisch. En dat
hoeft ook helemaal niet. Omgekeerd ben ik al lang alles vergeten wat met ontbinden in
factoren, integralen en goniometrie te maken heeft. En weet ik meer raad met een spatel
dan met een schroevendraaier. Ieder zijn of haar of hun specialiteit, haar of zijn of hun
talent.
Maar dat de letteren zo sterk achteruit boeren, is jammer. En ze doen dat wel degelijk. In
het algemeen. Dat minder studenten voor talen kiezen, is daarbij een teken aan de
wand. Maar het probleem zit natuurlijk dieper dan dat.
Ik merk het in conversaties met de moeder van mijn kinderen, met (ex-)leerkrachten of
met andere ouders wanneer we het over handschrift, taalbegrip, spelvaardigheid en
leesbereidheid hebben. Ik merk het in de conversaties met mijn twee puberzonen zelf.
Taal? Boeieuh.
Een boek of zelfs een strip lezen is minder flitsend dan scrollen op een smartphone. Of,
om het in de woorden van de generatie na Gen Z te zeggen, het is ronduit saai. Dat is
inderdaad een ontwikkeling die deze schrijver met lede ogen aanziet. Maar zelfs al krijgt
hij geen lans voor boek of strip gebroken – het is te zeggen, hij breekt ze wel, lezen is
immers o zo belangrijk voor je verbeelding en fantasie, maar de lans valt telkens weer
kletterend op de grond – een ding probeert hij zijn nageslacht als een mislukte Zorro toch
diets maken. En dat is het belang van taal an sich.
‘Waarom moeten we een taal leren wanneer we het gewoon aan Google of Deepl of AI
kunnen vragen om het voor ons te vertalen en het te laten uitspreken?’ Het is een vraag
die niet alleen mijn kinderen zich stellen, maar dus ook studenten, werklui en je buren.
Het antwoord is eenvoudig en met dt: taal verbindt.
Wie een taal goed beheerst, is vaak ook goed in denken, in gedachten ordenen, in een
weldoordachte mening opbouwen, in dialoog gaan met anderen. In gesprek gaan brengt
je dichter bij je medemens. Maakt een vreemde iets minder vreemd. Humaner.
Dat geldt voor wie dezelfde taal spreekt, maar evenzeer voor wie een andere taal
machtig is.
Onlangs zat ik in een wijnbar met een Italiaanse dame. Ons bezoek kreeg meteen wat
extra glans toen de uitbater spontaan op het Italiaans overschakelde om zijn selectie
wijnen te duiden. Vorige week in een elektrozaak in het Brusselse deed ik hetzelfde. De
verkoper was tweetalig, maar aan zijn tongval was overduidelijk te horen dat hij
Franstalig was opgevoed. Dus schakelde ik in mijn praatje over op zijn moedertaal.
‘Waarom moeten wij ons aanpassen en zij niet?’ is dan een argument dat je in dergelijke
situaties vaak hoort. Daar valt wat voor te zeggen. En in een ideale wereld past iedereen
rond de tafel zich wat aan elkaar aan. Maar er valt ook wat voor te zeggen dat het een
argument is van het eigen grote gelijk. Wanneer je een vreemde taal spreekt, stel je
jezelf makkelijker open voor de ander. Je geeft het signaal: ik verplaats me een stukje in
jouw wereld, ik heb interesse in jouw cultuur. Het is een hand uitsteken die makkelijker
aangenomen wordt.
Daarom dit beknopt pleidooi om taal niet in een hoekje te duwen. Digitalisering heeft de
wereld op zovele manieren open gegooid, maar op bepaalde manieren de mens ook
geïndividualiseerd en van de ander weggedreven. In deze bevooroordeelde lettervreter
leeft de vrees dat ontwikkelingen waarbij we nog minder een beroep moeten doen op
taal die onzichtbare afstand verder zullen vergroten. Dat wanneer onze taligheid armer
wordt, we heel mooi naast elkaar maar minder goed met elkaar in zee kunnen. (En ik
denk daarbij niet alleen aan de rol die het onderwijs daarin speelt, maar bijvoorbeeld ook
aan die van de politiek, met de VS op kop.)
In een tijd waarin de harde oneliner en de clickbaitkop het haalt van het genuanceerde
betoog, waarin populistische, simplistische woordenschat de bovenhand heeft op
respectvolle dialoog, is rijke taal zo hard nodig.
Om elkaar te blijven vinden.