open je hand uit het niets
kijk kijk
blaas bedachtzame adem in je palm vlindert
wat ergens onderhuids zat ingekapseld
een kriebeling breekt uit de kiemrust
je nerven een bedding voor wortels en water
hoor het ruisen
een groen klimt en klimt naar het licht
zand in de ogen moed in de bladeren
beentje voor beentje ontplooiend
een stam als bloedbaan
voel het bruisen
sluit niet blijf waakzaam
houd warm tot de blauwe bloesem
en daarna
wacht af laat betijen reik uit
je vingers stekken voor nieuw leven
het blijft komen
luister want het spreekt niet
geef want het vraagt niet
het groeit
straks alles voorbij