Vorige week had ik het over de onmogelijke betrachting om volstrekt origineel uit de hoek te komen, welke creatieve bezigheid je ziel ook beroert. Iedereen heeft leermeesters en dingen die haar of hem inspireren om vervolgens zelf iets te maken.
Zoals ik schreef, heb ik heel wat tijd gespendeerd — zeg gerust vergooid — aan het besnuffelen van het begrip creativiteit zonder zelf nieuwe dingen te creëren. Ik was te verstard door perfectionisme en de vrees onvoldoende ‘het’ te kunnen, laat staan origineel te zijn. Dat was nog een extra brug te ver, een onbereikbare Golden Gate. Die tijd is gelukkig voorbij.
Eigenlijk is het grappig dat we het vernieuwende, het anders dan anderse met ‘origineel’ aanduiden. Etymologisch gezien stamt dat woord af van het Latijnse ‘origo’ wat ‘oorsprong, herkomst, afkomst’ betekent. Elke oorsprong ontspruit uit iets anders — geen enkele scheppingsdaad, geen enkele creatie komt tot stand uit het niets.
Voor mij vloeit creativiteit voort uit ‘spelen’, ongebreideld associëren, een doe-maar-op om dan, uiteindelijk, te distilleren wat je wil dat overblijft. Daar hoort geen perfectionisme bij. Perfectionisme staat speelsheid in de weg.
Leonard Cohen zong-sprak het al in zijn legendarische Anthem: ‘Forget your perfect offering.’ Maar de twee verzen die volgden zijn mogelijks nog belangrijker:
‘There is a crack in everything / That’s how the light gets in’
Wat Cohen zegt is dat echte schoonheid in de imperfectie zit. Als je het omkeert, kan je er ook in lezen wat je nodig hebt om creatief te zijn: het anders kunnen kijken naar de werkelijkheid doet lampjes branden. Het gaat erom bestaande materie te blijven inspecteren tot je de barstjes gevonden hebt waarlangs je naar binnen kan om er vervolgens het licht in aan te steken. Zo maak je je eigen eureka’s.
David Baldacci, een Amerikaanse thrillerschrijver die de ene bestseller na de andere aan elkaar rijgt, zei een keer iets soortgelijks: “Look at the world outside, tilt the view a bit and look again. What do you see?”
Ook hier gaat het weer om ‘a bit’. Er is niet zo heel veel nodig om een beetje anders naar de wereld te kijken. Vaak is een pas links of rechts zetten al voldoende. Kunnen zeggen dat het meervoud van ren niet rennen is maar lopen, is een stap in de goede richting.
Daarom ook is volledig ‘out of the box’ denken in veel gevallen een illusie, net als de totale originaliteit waar we het eerder over hadden: de mensen aan de andere kant komen met een oplossing waar jij niet aan gedacht hebt, waardoor ze voor jou ‘out of the box’ lijkt. Aan de overkant hebben ze vooral de kronkels in hun hoofd gevolgd, de weggetjes naar de cracks waar de lampenkoordjes op hen hingen te wachten.
Begrijp me niet verkeerd, ik wil het geniale van het creatieve proces allerminst van de tafel vegen. Er zijn echte genieën die met recht en reden helemaal bovenaan de creatieve ladder staan, maar zelfs een aantal mensen wiens werk ik geniaal vind, vinden dat daarom niet altijd van zichzelf. Ook voor hen is het vaak echt werken geblazen om met iets strafs voor de dag te komen, om ‘top’ te zijn. Het imposter syndrome tiert welig, ook onder schrijvers en andere kunstenaars/makers. Er is geen universele handleiding en iedereen doet het op zijn of haar manier.
“Uiteindelijk kwam het erop neer mezelf goed genoeg te vinden om te durven mijn eigen paar centimeters op te eisen in een boekenkast,” zei Griet Op de Beeck ooit eens op tv naar aanleiding van haar debuut Vele Hemels Boven De Zevende.
Het is o zo belangrijk om te beginnen (een hartig gesprek met je uitstelgedrag kan van pas komen), mild te zijn voor jezelf (niet altijd even makkelijk, zeker niet als perfectionist) en niet stoppen wanneer het niet onmiddellijk lukt. Op een bepaald moment zal je wel een lampenkoordje tegenkomen.
Onthoud: het meervoud van ren is lopen. Vergeet op het einde, in afwezigheid van de brug, niet te springen. En zweef. Je komt wel weer op je pootjes neer. Als dat niet zo zou zijn, is er wel een verzekering die je dekt.